Wild from wild
Marqt
Comissioned

Na de tweede wereldoorlog moest de voedselproductie omhoog, in de tussentijd is het contact tussen mens en dier grotendeels verbroken. De dieren die ons hielpen bij het vormgeven van onze beschaving verdwenen uit onze leefomgeving. Sommige figuurlijk, andere letterlijk. De moderne bio-industrie heeft er voor gezorgd dat er nog maar enkele super productieve -maar genetisch zwakke- rassen over zijn, de oorspronkelijke rassen die daar de basis voor vormden komen bijna niet meer voor of zijn inmiddels uitgestorven.

In totaal telt Nederland een kleine honderd soorten zeldzame vee-rassen. Van de 144 rassen hebben 90 % de risicostatus “kritiek”, “bedreigd” of “kwetsbaar”. Zo zijn er nog slechts 50 raszuivere Nederlandse Landvarkens, 20 Hollandse land-eenden, 450 Fries rood-bonte koeien, 50 baardkuif hoenders en iets meer dan 1000 Veluwse heideschapen. Dat lijkt in sommige gevallen nog relatief veel, maar genetisch gezien is het bijna onmogelijk om opnieuw een gezonde populatie te realiseren.

Wetenschappers en experts waarschuwen ons voor het gevaar dat gebrek aan genetische variatie met zich mee brengt. Met name op lange termijn. Zij stellen dat de oorspronkelijke rassen niet alleen behouden moeten worden vanuit cultuur historisch perspectief maar vooral vanwege de genetische informatie die deze rassen bij zich dragen.

De Bij word niet vaak benoemd als landbouw ras. Toch speelt het dier een belangrijke rol binnen onze voedselvoorziening. De problematische situatie waarin het dier zich bevind toont aan hoe belangrijk het is om de genetische variatie binnen ons vee goed te beschermen.
De Zwarte Bij, onze enige inheemse bijensoort, was in zuivere vorm bijna volledig uit ons land verdwenen. Veel imkers kozen aan het begin van de vorige eeuw steeds vaker voor een hoog productief ras en lieten de Zwarte Bij links liggen.
Inmiddels weten we de Zwarte Bij steeds meer te waarderen, in tegenstelling tot de hoogproductieve Buckfastbij heeft de Zwarte Bij zich zonder inmenging van de mens weten te ontwikkelen.
Zo is de Zwarte Bij goed aangepast aan het lokale klimaat. Het ras anticipeert namelijk op de schommelingen in ons klimaat (die wij steeds vaker gaan mee maken). Hulp van de imker -bij- voeren- is niet nodig, de Koningin legt in dat geval gewoon minder eitjes. De Zwarte Bij vliegt met kouder, natter en winderiger weer en legt grote voorraden aan voor slechte tijden, wat haar een uitstekende bestuiven maakt. Doordat er nooit commercieel op geselecteerd is blijkt de soort ook weerbaarder voor ziektes en parasieten. Het scheelde niet veel en deze genetisch eigenschappen van de Zwarte Bij waren voor altijd verloren geweest.
Foto boven : Imker Mathijs Herremans zet zich in voor de Zwarte Bij

Boer Evert boert al meer dan 30 jaar in de Eilandspolder (voorheen Schermereylandt). Hij kruist zijn dieren met zeldzame rassen, voornamelijk de Blaarkop en het Fries Holland- se ras. Hiermee lukt het hem om dieren te fokken die goed gedijen op het natuurgrasland. Het genetisch materiaal van de zeldzame rassen zorgt er ook voor dat de koeien niet te groot worden (dan passen ze in de boot), gezonde hoeven behouden in het natte gras en zelfstandig kunnen grazen in het natuurgebied. De dieren zijn een belangrijke schakel in het eeuwenoude gebied, dat overigens vol staat met oude gras- en kruiden- soorten en een uitstekende plek is voor weidevogels.

Veldkapellen zijn al vele eeuwen lang de plaatsen geweest waar onze voorouders neerknielden om er te bidden en om daar Gods zegen te vragen voor henzelf, hun kinderen, hun vee en hun vruchten van het veld. Ze staan daar als symbool van hoop en vertrouwen op God. Middels deze veldkapellen spreken onze voorouders tot ons. Zij heb- ben deze velden eens aan de wilde natuur ontrukt en Moeder Aarde ertoe gebracht, de vruchten voort te brengen die zij nodig hadden om te kunnen leven.
- Uit Veldkapellen en wegkruisen, 1985, Theelen, Jacques

De komst van de tractor zorgde tussen 1945 en 1965 voor een enorme ommezwaai op het platteland. De weg van de motorisering, schaal- vergroting en specialisering was voorgoed ingeslagen. Parallel met de stijging van het aantal tractoren vond er logischerwijze een daling van het aantal boerenpaarden plaats. Hadden de boeren in 1946 nog een naoorlogs record aantal van 266.000 paarden op stal staan, sindsdien daalde hun aantal stelselmatig. Inmiddels is het trekpaard een bedreigd ras.

In 1962 bestond de Nederlandse varkensstapel bijna volledig uit de rassen Nederlands Landvarken en de Nederlandse Groot Yorkshire. Daarna werd de kruisingsfokkerij geïntroduceerd in Nederland en zijn ook andere rassen geïmporteerd. In 2014 waren er nog maar twee raszuivere mannelijke landvarkens.

In Nederland heeft de huisgeit in de laatste 200 jaar een zeer belangrijke rol gespeeld. Als vervanger van de koe voorzag het dier, vooral op het platteland, de veelal zeer arme gezinnen van de broodnodige melk, mest en soms een stukje vlees. Toch is het ras tijdens de opkomst van de intensieve veehouderij zo goed als uitgestorven maar door de gezamenlijke inspanning van verschillende dierentuinen, overheidsinstituten en liefhebbers bestaat het ras nog. De eigenschappen van dit oud Hollandse ras kunnen ons in de toekomst goed van pas komen.

Niet alleen de rassen worden bedreigd, de houders worden ook steeds zeldzamer. Geheel vrijwillig zetten zij zich in voor het behoud van ons levend erfgoed, maar de toenemende wetgeving maakt het hen steeds lastiger.

Fokkers van zeldzame rassen zijn degenen die bij uitstek zorgen dat deze rassen in levende lijve te bewonderen blijven. Al honderden jaren zetten deze ‘schatbewaarders’ zich in voor het doorgeven van de voedselveiligheid. Het zou een triest scenario zijn als hun werk straks alleen nog te bezichtigen is op evenementen en in musea.

Kleinschalig boeren met gesloten kringlopen; dieren van oude rassen passen daar prima bij. Veel houders zijn er van overtuigd geraakt dat oude rassen het beste worden behouden wanneer de dieren weer een economische functie krijgen. Er zijn al honderden jaren Bonte Melkgeiten te vinden op de kleinschalige boerderij Brommels in de achterhoek. Het duurzame ras past goed in het natuur inclusieve beleid van de boerderij. Tegenwoordig werkt de familie enkel nog met de bonte melkgeit. Niets wordt verspilt, zowel de kaas als het vlees wordt gretig afgenomen in de boerderijwinkel. Ook levert de boerderij producten aan lokale ondernemers.

Duizenden planten- en diersoorten zijn direct of indirect afhankelijk van grazers en met de natuurlijke begrazing mee geëvolueerd. Zij hebben zich aangepast aan de begrazings patronen van de grazers, hun mest, of de grazers zelf (roofdieren, parasieten). Zo hebben ze hun natuurlijke plek in het Nederlandse landschap veroverd. Na de oorlog moest en kon de voedselproductie omhoog, hedendaags zijn de meeste landbouwdieren opgeborgen in stallen. Machines en kunstmest na- men het werk van de grazers over. Toch lijkt het tij te keren, langzaam schakelt men terug naar een duurzame manier van voedselproductie en natuurbeheer.

